H van HERMAN DE CONINCK

Gebaar

Literaire Scheurkalender, 22-5-2006

In Lissabon wandelen Vlamingen naar de Avenida Sá da Bandeira, om te zien waar daar op het trottoir Herman de Coninck is gestorven. Het trottoir is breed, rustig en Lissabons geplaveid met bleke steentjes. In een spiraal van donkerder steentjes is een gedenksteen ingewerkt met daarop behalve de naam van de dichter, “Mechelen 1944” en “Lisboa 1997”, zijn sprookje “Era uma vez um homem / Que era sempre justo”, Portugees dat iedereen kan verstaan. Naast de gedenkplaats ligt het kleine café waar de dichter even zat voordat hij besloot terug naar zijn hotel te gaan en doodviel. Er staan twee tafeltjes en vier stoelen buiten, dat treft, wij zijn met vier. We bestellen binnen, bij een cafébaas die er met zijn ronde rug en grote bril eerder uitziet als een bediende. We vragen in gebarentaal naar wat er gebeurde, hij antwoordt met een Portugese woordenvloed waarvan we weinig verstaan, maar die wel met mime gepaard gaat. We zien dat de dichter samen met een vrouw aan een van de tafeltjes buiten kwam zitten en moe was, heel moe. Hij nam met een desolaat gebaar zijn bril van zijn neus en legde die voor zich op het tafeltje. De cafébaas neemt ook zijn bril af en legt die voor zich op de toog – een gedenkgebaar dat hij voorzichtig en eerbiedig uitvoert. 

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin