W van WEEKENDONGELUK

Vroem-vroem

RandKrant, mei 2004

Op de westerse ontsteltenis over de terroristische aanslag in Madrid volgde in de Brusselse rand de plaatselijke ontsteltenis over een zwaar verkeersongeluk, volgens de doodsberichten "een smartelijk ongeval". Vier jongeren verkoold in een gecrashte en in brand gevlogen auto. Aurélie 17, Thomas 19, Kristel 23 en Steven 21, de leeftijden hebben in dit verhaal meer belang dan de familienamen. 
De radio berichtte het op een zondagochtend: vier doden bij een verkeersongeluk in Overijse, Frans Verbeekstraat - mijn gemeente, mijn dagelijkse route. De Frans Verbeekstraat is geen gewone dorpsstraat, maar de lange kronkelweg die Overijse en Hoeilaart verbindt, zo’n typisch Vlaamse, geïmproviseerde weg, vroeger zanderig en landelijk, nu geasfalteerd en druk bereden. Typisch streekgebonden is het licht heuvelend reliëf van de weg. De Frans Verbeekstraat is niet zo avontuurlijk en gevaarlijk als de beruchte kronkelweg die de druivenstreek met Leuven verbindt, maar is er wel mee te vergelijken. Het is het soort rijweg waarop de roekelozen de aandrang voelen gas te geven en hun motor te overstemmen bij het nemen van de bochten, vroem-vroem. In de dag temperen de drukte, de lijn-autobussen en de heen-en-weer van de omwonenden het verkeer, ’s nachts liggen de kronkelwegen erbij als rallycircuits. Dat er ook dan in de Frans Verbeekstraat maar 70 mag worden gereden, zal de schaarse chauffeurs een zorg zijn - hoe gaat dat als je je de koning van de weg voelt.
In de loop van die zondag en de volgende dagen berichtten de mensen van de druivenstreek elkaar de details van het ongeluk. Wat in de nationale media niet meer dan faits divers was, het klassieke dodelijke ongeluk van het weekend, was plaatselijk immers een ramp. De vier doden, twee koppeltjes, woonden in de streek, hadden er hun familieleden en vrienden. Ze kenden er de wegen zoals ik die ken en op de terugweg van hun uitgangsnachten reden ze waarschijnlijk altijd door de Frans Verbeekstraat. Ik kan me - iedereen kan zich - inbeelden hoe de stemming in de auto was, vrij en vrolijk, vroem-vroem. Het was in het holst van de nacht, de lege weg kronkelde voor hen uit als hun vage toekomst, de ene lichte bocht na de andere en dan nog een, met in de draai een huis aan de straat, vooraan een gewitte gevel, opzij een rode bakstenen blinde muur. De bewoners van het huis moeten zich rot geschrokken hebben toen ze werden gewekt door de botsing van de auto van het jeugdige kwartet tegen hun zijmuur, en ze moeten nog meer geschrokken zijn toen ze buitenkwamen en de als een toorts brandende auto zagen. 
Tegen dat de zondag aanbrak, waren alle sporen van het ongeluk verdwenen, behalve voor wie wist waar het precies was gebeurd en wat de zwarte vlek op de rode muur betekende. In de loop van de dag en de volgende dagen werd aan de voet van de muur een fotocollage van het viertal geplant en werden bloemen neergelegd, kaarsjes aangestoken, teksten in plastic achtergelaten - het collectieve rouwproces van de machtelozen. Ik ging het tijdelijk monumentje bekijken en de teksten lezen met dezelfde ontsteltenis waarmee ik in die dagen naar de foto’s van het Madrileense bloedbad keek - niet uit nieuwsgierigheid naar de ramp, wel naar het noodlot dat mensen kan treffen, pendelaars in Madrid die ’s morgens routineus naar hun werk vertrekken en jongeren in Overijse die ’s nachts lachend terugkeren van een avondje uit. 
"Klootzakken!" riepen de Spanjaarden tijdens de manifestaties die volgden op het moordende bloedbad. Ze keerden zich woedend tegen de terroristen aller landen en schreeuwden hun machteloosheid uit. "Hoe pijnlijk," schreven jongeren in de teksten die ze achterlieten aan de zwartgevlekte muur. Ze hadden het over gezellig samenzijn, vriendschap en nu afscheid, ik dacht aan roekeloos rijgedrag, onverantwoordelijkheid en nu dood, vier voortijdig afgebroken levens. "Klootzak!" zou iedereen woedend hebben geroepen als de jongeren doodgereden zouden zijn door een hardrijder in een andere auto, een verkeersterrorist. Maar nu de jeugdige chauffeur van de verongelukte auto zelf de hardrijder was geweest, werd de dood van het viertal "een smartelijk ongeval" in plaats van een zware verkeersmisdaad.
"Het is gebeurd," zegt mijn dochter van 21. "Meer valt er niet te zeggen." 
"Toch wel," antwoord ik, "er valt te zeggen dat roekeloos rijden als verstokt roken is. Een mens heeft een zus of zo levenspatroon, met meer of minder ingebakken gevaren." 

Maar telkens als ik de plek met de zwarte vlek passeer, vind ik mijn commentaar ongepast. Het viertal kende geen gevaren, was jong en zorgeloos. Kloteplek.

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin