De Eeuw van de Ekster

Pater Joseph Raskin, avonturier en held, heeft er een monument bij. Er was al het standbeeld op het Raskinplein in Aarschot. Zijn nicht Brigitte heeft er nu een tweede opgetrokken, in woorden. De Eeuw van de Ekster.

literair recensente Martine Cuyt

Over het boek

“Toen ik geboren werd, was hij dood, vermoord in de oorlog die de twintigste eeuw in twee delen spleet die van elkaar verschillen als hij en ik.”

De eeuw van de ekster is een verhaal in zwart-wit. Het speelt zich af aan deze en gene kant van de wereld, in België en in China. Wat gebeurde in de eerste helft van de twintigste eeuw, wordt verteld in de tweede.

De hoofdpersoon is Joseph Raskin, de oom van de auteur. Zij kende hem enkel als familieheld en als standbeeld in haar geboortestad. Op een dag besluit ze “peternonk” weer leven in te blazen. Tijdens de wereldoorlogen dient Joseph in het Belgisch leger. Aan de IJzer wordt hij verkenner, onder de nazi’s spion. Zijn verzet kost hem het leven. In 1943 wordt hij als politieke gevangene in Duitsland terechtgesteld.
Zijn gelukkigste tijd beleefde hij als missionaris in het Chinese Xiwanzi. Zijn nicht Brigitte reist hem achterna, naar de barre streek boven de Grote Muur, die door Belgische paters en nonnen werd gekerstend in de helse jaren twintig en dertig, de tijd van de warlords, roversbendes en de Japanse invasie.
“Er lopen tranen uit mijn ogen die ik stiekem wegveeg,” schrijft Brigitte onderweg. “Geen tijd voor sentiment en eigenlijk ook geen reden.” Die reden heeft ze wel. Ze zit subtiel verweven in haar relaas, in rouwkleuren: het zwart van hier en het wit van ginder.


DE EEUW VAN DE EKSTER STOND OP DE LONGLIST VOOR DE AKO LITERATUURPRIJS 1995


Fragmenten

fragment 1

De Grote Muur in Badaling lijkt een attractie in een pretpark. Aan de uitkijktorens staan wachters ver­kleed als hellebaardiers. Ze zijn echt, maar lijken wel van karton, zoals alle rekwisieten hier en het he­le decor. De Grote Muur is van papier-maché. Ik keer hem de rug toe om zo ver weg te kijken als ik kan, volg het kronkelende lijf over de bergen. Aan de overkant daalt het af in de vallei van Zhangjiakou en kromt het zich tot de poort langswaar de scheutisten hun missiegebied betraden en ik naar Xiwan­zi wil gaan.
Ik wil plaatsen niet bezoeken, maar bereiken. Ik ben niet onderweg naar markten waar iedereen samen­troept maar naar plekken waar alleen ik wat te zoe­ken heb, niet naar bezienswaardigheden uit een reisgids, wel naar gevoelige plekken in mijn bin­nenste.  

fragment 2

Voor mij staat peternonk niet langer op een voet­stuk sinds ik hem tot in China volgde en hem in Xi­wanzi zocht en vond. De God de Vader van mijn kinderjaren, het Idool van papa, de Man van Brons van mijn stad werd een mens van vlees en bloed. Ik ken hem van in zijn jeugd. Ik weet wat hij kan en wat hij waard is. Ik heb zijn streken door en raad hoe hij zich voelt. Ik spreek dezelfde taal en kibbel met hem over wat hij denkt en doet. De ene keer verwens ik hem, de andere keer vertoef ik graag in zijn gezel­schap. Ik hou tegen wil en dank van hem, als van een broer, want dat is hij voor mij geworden.
Voor tata werd Joseph geen idool, want geen zus kijkt zo op naar haar oudere broer, de plaaggeest van haar kinderjaren, en hij werd ook niet haar held, want ze vond zijn oorlogsgedrag te stoutmoedig en zijn heroïsche dood afgrijselijk. Hij bleef gewoon haar broer. Telkens wanneer zij in Aarschot voorbij zijn standbeeld kwam, zei ze zachtjes “dag Joseph­ke”.
Telkens wanneer ik voorbij het standbeeld kom, hoor ik weer de vriendelijke groet van tata en voeg er al naargelang mijn stemming iets aan toe: “dag maat”, “hé Jos”, “ni hao”. Het gebeurt dat ik zijn af­keuring van mijn handel en wandel vermoed en stout mijn tong naar hem uitsteek.

Maar op zijn hart trappen – bijvoorbeeld door te zeggen dat een priesterroeping in België zeldzaam werd – waarom zou ik? Toen de wereld van Joseph instortte, keek ik nieuwsgierig toe, op de Lege Kerk en Belgikske Nikske, maar ik lag er niet van wakker. Dat hij het niet hoefde mee te maken en dat een mens in zijn tijd hoort als een blad aan zijn tak, lijkt me echter een goede voorziening van Lot, milder uitgekiend dan de regeling van God, die naar het schijnt de gelukzaligen vanuit de hemel op de aarde doet neerzien. 

fragment 3

In een politiebureau van Wuppertal zegt de agent van dienst ons dat de plaatselijke gevangenis spik­splinternieuw is en de vorige in de Brendahlerstras­se stond. Wanneer we hem vragen of er nog wat van over is, haalt hij de schouders op.
Het loopt die zondagavond tegen zevenen, wan­neer Gerd en ik door de Brendahlerstrasse wande­len. De deur van het enige winkeltje in de straat is tot onze verbazing nog niet gesloten. De jonge vrouw achter de toonbank heeft geen weet van voorbije tij­den en verwijst ons naar haar enige klant, een dame met bril, die doet denken aan een traditionele schooljuffrouw. Wanneer Gerd haar aanspreekt, bekijkt ze hem argwanend, dan klaart haar gezicht op en besluit ze met ons mee te wandelen.
“Jullie hadden nog lang in de verkeerde richting ver­der kunnen gaan,” zegt ze. “De gevangenis lag hele­maal vooraan in de straat, aan het stukje tussen de Wupper en de spoorweg waarvan men soms ver­geet dat het ook Brendahlerstrasse heet.”
We houden halt voor een betonnen muur met een zware poort waarin een doorkijkraampje zit als in de deur van een gevangeniscel. Rechts biedt het uit­zicht op een zwaar gehavende bakstenen muur, niet meer dan een stuk overeind gebleven façade. Er zit­ten tralies in waartussen kale takken als reikende armen naar buiten steken. Links staan opgeschoten struiken en achteraan rijst een tweede muur op met daarin een doorgang naar achter de coulissen. Ei­genlijk zie ik enkel de geheimzinnige contouren van het vreemde decor, zo donker tekent het zich af in het zwakke schijnsel van straatlantaarns en maanlicht.  

Een hellend terrein op de oever van de Wupper. Bo­ven een rand van spoorwegrails. Onder een straat die parallel loopt met het water. Aan de ene kant het aftandse gebouw van een brouwerij, aan de andere kant het moderne kantoor van een verzekerings­maatschappij. Een concrete plek, de zoveelste in het leven van peternonk die ik aftast. Plaatsen als deze herleiden mijn verbeelding tot de werkelijkheid, tot het gedetailleerde “hier, toen, zo” waarmee ik zijn le­ven probeer te bezweren.

Recensies

Hans Warren, Haarlems Dagblad, 27-10-1994

Het mooiste aan het werk is misschien de mengeling van ergernis en bewondering die de schrijfster aan de dag legt. Aan de ene kant stelt ze zich kritisch op jegens alles wat hij vertegenwoordigt, aan de andere kant is overal de verknochtheid voelbaar met de familie waaruit ze voortkomt. Het boek is zoiets als een liefdevolle afrekening of een wrevelige liefdesverklaring, geschreven in de meeslepende én klankrijke stijl dien men van Raskin gewend is. Maar het is onder meer ook een familiekroniek, een biografie en een ego-document. Want het relaas over pater Joseph blijkt meteen een eeuw Vlaamse geschiedenis te illustreren. 

Jooris van Hulle, De Standaard der Letteren, 15&16-10-1994

“Zo is De eeuw van de ekster een egodocument, maar ook een genealogie, een reisverhaal, maar evenzeer een geschiedschrijving – van de geschiedenis van Scheut tot en met enkele dramatische hoogtepunten uit de Belgische geschiedenis.” 

Luc Lannoy, Leesidee, 12-1994

De eeuw van de ekster is voor mijn part een van de weinige hoogtepunten die ons Vlaams letterenland het voorbije jaar kleur gaven. Het boek heeft alles in zich om jaren mee te gaan: er is de geslaagde combinatie van een vinnige, journalistieke pen en een epische adem; er is het boeiende documentaire karakter (dat versterkt wordt door foto’s en documenten), er is het in elkaar vloeien van verschillende genres (historisch verhaal, reisverhaal, biografie…). En, bovenal, het is een lekker dik boek, met klassieke vertelpatronen die je als lezer onderdompelen in de met veel zin voor detail geschilderde sfeer van wisselende tijden en plaatsen. 

Ed van de Kerkhof, Eindhovens Dagblad, 9-1-1995

“Feiten, plaatsen, dingen, woorden, herinneringen” – Brigitte Raskin rijgt ze aaneen tot een familiekroniek, tot een biografie van Joseph Raskin, tot de geschiedenis van een vergleden tijdperk en ten slotte tot de geschiedenis van haarzelf. Zij erkent daarbij slechts het Lot en het Toeval, alsof ze wil zeggen dat de dingen nu eenmaal zo gebeuren als ze gebeuren. En misschien is dat ook wel zo, met alle geschiedenis. 

Hans Groenewegen, De Bazuin, 20-1-1995

Spion, missionaris, heilige, mens
De Vlaamse schrijfster Brigitte Raskin won zes jaar geleden de, toen nog respectabele, AKO-Literatuurpijs met haar debuut Het koekoekjsong. In een intrigerende mengeling van documentaire en egodocument vertelde ze daarin het leven van een Antwerpse verschoppeling. Een van de vele naamlozen die je in je leven tegenkomt, waar je misschien zelf ook bij hoort. Raskin had in haar studententijd in datzelfde huis gewoond. Ze zou hem zijn vergeten als hij niet was verongelukt en anoniem in de grond gestopt. Misschien zou zij hem dan nog zijn vergeten, als niet haar geliefde uit die tijd eveneens was verongelukt. Als het ware cirkelend om het zwarte gat van die laatste dode in haar leven, zoekt ze naar de identiteit van de eerste en naar de kwaliteit van zijn leven. Al schrijvend voegt ze het verhaal van zijn grauw, voor de ondergang bestemd leven bijeen, en geeft hem zo een naam.

Onlangs verscheen van Brigitte een nieuw boek, De eeuw van de ekster. Zij hanteert daarin eenzelfde procedé. Weer reconstrueert ze iemands levensverhaal. Weer wisselt ze de documentaire reconstructie af met passages over haar eigen reizen, ontmoetingen en overwegingen. Alleen is nu niet een naamloze haar uitgangspunt, maar een mythe. Door het leven van een mythologische figuur onder de loep te nemen, zuivert zij hem van fantasmen en verdichtsels. Het effect van De eeuw van de ekster is zo paradoxalerwijze toch hetzelfde als dat van Het koekoeksjong. Aan het eind blijft een verhaal van een reëel mens. De naam van de heilige is nu de naam van een gewoon bijzonder mens.

Raskin heeft met de hoofdpersoon van De eeuw van de ekster een heel persoonlijke relatie. Hij is haar oom Joseph Raskin. Door zijn leven te reconstrueren reconstrueert zij ook haar familiegeschiedenis. En mede door de bijzondere kwaliteiten en activiteiten van haar oom, schrijft zij tegelijkertijd over de geschiedenis van België en van de missie in deze eeuw. En zij schrijft indirect een geschiedenis van de snelle secularisatie in de twintigste eeuw. Dat doet ze door zichzelf als ongelovige steeds naar de plaatsen te begeven waar haar oom als missionaris of priester actief was.

[…] In 1942 werd Joseph Raskin gearresteerd. Nog anderhalf jaar sleepten de nazi’s hem van de ene gevangenis naar het andere concentratiekamp. Op 18 oktober 1943 werd hij in Dortmund vermoord; hij stierf onder de guillotine. […] Misschien is dit laatste deel van De eeuw van de ekster nog wel het meest indrukwekkend. In deze omstandigheden lijkt Raskin zich te ontdoen van alle pompeuze romantiek, waarin jongensboek en stichtelijke lectuur onontwarbaar ineenvloeien.[…]Uit de getuigenissen die Brigitte Raskin heeft opgespoord, blijkt Joseph Raskin een grote steun en toeverlaat voor zijn medegevangenen te zijn geweest. En uit de gedeelten van zijn aantekeningen uit de gevangenschap die bewaard zijn gebleven, blijkt een onverwoestbaar optimisme en geloof. Heel indirect en aangrijpend signaleert Brigitte Raskin een moment van… ja, van wat? Joseph was gewoon om zijn tekst te doorspekken met de afkorting dum, dum. Dat “dank u moederken” drukte zijn totale liefde voor Maria uit. Twee dagen ontbreekt "dum dum" in zijn aantekeningen: de dag van zijn terdoodveroordeling en de dag erna.

Van Joseph was in de familie Raskin een heilige gemaakt. Er verscheen ook al eerder een hagiografie van hem. In Aarschot staat een standbeeld waarmee Brigitte toen ze klein was sprak. Zij wilde die onaantastbare man terugbrengen tot zijn aardse proporties, tot een man met zijn verlangens, talenten en zijn lichamelijk bestaan.
Meest hanteert zij daarbij de methode van de montage. Zij stelt citaten uit haar peternonks dagboek naast passages uit haar eigen reisverslagen. Zij oordeelt niet, en interpreteert nauwelijks. De teksten naast elkaar geven het woord aan de lezers. Met de ontheiliging groeide bij mij het respect voor de man.

Eigenlijk verliest Brigitte Raskin slechts bij één thema haar distantie. Het is duidelijk dat de blinde overgave van Joseph Raskin aan de roomse leer zoals gecomprimeerd in de aarde- en vleesvijandige Thomas a Kempis, en aan de kerkelijke hiërarchie, haar verbijstert. Zij snapt niet dat haar oom in zijn fundamentalistische verdwazing niet onmiddellijk de overeenkomsten ziet tussen zijn eigen religie en de religie van de Chinezen die hij tracht te bekeren. Ze laat zien hoe hij met dédain schrijft over de rituelen die de arme Chinese boertjes uitvoeren om de geesten ertoe te bewegen de karige grond veel te laten opbrengen. Het volgende moment wordt hij lyrisch over de bekeringsvruchten die hij oogst als hij met wierookvat en wijwater de akker mag wijden. Met hetzelfde doel.
Volgen we het spoor van Brigitte Raskin, dan blijk het hechte fundament onder het antimoderne, ondialogische geloof de totale ontkenning van de lichamelijkheid van de mens te zijn. Alleen onthechting en disciplinerende tuchtiging kan het menselijk lichaam verhinderen gehoor te geven aan zijn neiging tot zonde en ontucht, zo luidt de grondregel. Brigitte Raskin constateert dat zonder de vreugden van het lichaam en zonder het verdriet over de onvolkomenheden ervan, het hoofd niet kritisch denken kan. Zo geeft zij de onthechte heilige niet alleen een menselijke naam, ze geeft hem een lichaam. Hij is te ontmoeten en te genieten.

Uitgaven

  • Brigitte Raskin, De eeuw van de ekster
    488 blz., met stamboom en illustraties
    Kritak/Meulenhoff
    Eerste druk  oktober 1994
    Tweede druk  november 1994
    Derde druk   december 1994
    Vierde druk  april 1995 
  • Brigitte Raskin, De eeuw van de ekster
    reeks "Straffe Madammen" van  Het Nieuwsblad 
    572 blz., met stamboom en illustraties
    Van Halewyck Vijfde herziene druk juni 2005De Eeuw van de Ekster
  • Brigitte Raskin, De eeuw van de ekster
    572 blz., met stamboom en illustraties
    Van Halewyck
    Vijfde herziene druk oktober 2005
    Deze versie is te koop in de boekhandel of via www.vanhalewyck.be De Eeuw van de Ekster
  • Brigitte Raskin, De eeuw van de ekster
    grootletterversie, 2 banden
    461 blz. (b1) en 264 blz. (b2)
    met stamboom en illustraties
    Stichting Uitgeverij XL, 2002 De Eeuw van de Ekster
  • Brigitte Raskin, De eeuw van de ekster: Een Belgisch levensverhaal
    luisterboek (Daisy-boek,1 cd)
    ingesproken door Brigitte Raskin
    Vlaamse Luister- en Braillebibliotheek, s.d.
    Zie site Vlaamse Luister- en Braillebibliotheek  
  • Brigitte Raskin
    fragment Worldwidetramping
    uit De eeuw van de ekster
    in Onderweg
    6 spannende reisverhalen
    luisterboek, cd 1, nr. 2
    Brilliant Books, 2006 De Eeuw van de Ekster

Extra's

Pater Joseph Raskin live
Tot de nazorg voor De eeuw van de ekster behoort het bezorgen van archiefstukken van Joseph Raskin aan het Kadoc in Leuven. Het archief bevat één filmpje waarop de pater te zien is, lachend en gebarend op een communiefeest. Waar, wanneer en in welke familie dat korte, amateuristische filmpje gedraaid werd, vragen de familieleden van pater Raskin zich al een halve eeuw af, en proberen ze nu ook te weten te komen via YouTube.
Raskins vriendenkring strekte zich uit van Lichtervelde tot Veldwezelt en de gezochte familie kan dan ook net zo goed West-Vlaams als Limburgs zijn. Het communiefeest moet gevierd zijn tussen 1934 en 1941, de communicant van toen was misschien een enige zoon en werd omringd door grootouders en tantes. Als hij nog leeft, is hij nu een tachtiger. Zo zijn familie zich bekendmaakt (via “Contact”), bezit ook zij voortaan een uniek familiefilmpje.  

“Want de verteller zet een waar verhaal graag naar zijn hand.”

Brigitte Raskin