Radja Tanja
Ik ken eigenlijk geen andere moderne 'Indische' boeken, die zo uitgebreid ingaan op de hechte familiebanden, die de Indonesische maatschappij zo beheersen.
publicist en recensent Indische Letteren
Joop van den Berg
Over het boek
"Savu, Sabu, Sawu. Wie het eiland benoemt, kiest zelf de tweede medeklinker en kiest daardoor partij. Voor de v van de Nederlanders, ooit de veroveraars. Voor de b van de Indonesiërs, nu de machthebbers. Voor de w van de Sawunezen, van oudsher de bewoners.
[…] De Sawunezen hadden geen schrift en hun geschiedenis werd mondjesmaat overgeleverd. Zo komt het dat hun liederen van verlangen geheimzinnig klinken en alleen aan hun klank van weemoed herkenbaar zijn.
Ik, die u dit verhaal vertel, beluisterde die liederen als waren ze lokkende zang en liet me op Sawu ontschepen. Dat gebeurde in de tijd dat de laatste radja Tanja er heerste, een prachtige man met de oogopslag van een hert. Sindsdien is er veel op Sawu veranderd. Ik raad u dan ook aan er niet naartoe te gaan. Zie Sawu alleen zoals ik het u beschrijf, als het verloren paradijs van de Tanja's en het vaderland van hun nakomelingen."
In Radja Tanja reist Lex, de zoon van Sam Tanja, vanuit Leiden naar Jakarta voor de laatste rite in de rouw om zijn vader. Lex wordt opgewacht door zijn neef Wim, die in Bogor woont. Samen ondernemen ze de verre tocht naar het kleine Sawu, de goede aarde van de lontarpalm.
Hun verhaal gaat over familiale samenhorigheid en ontbinding, over trots en vernedering, over liefde en afwijzing.
Fragmenten
fragment 1
Het zwijn dat in de ochtend nog krijste voor zijn leven, hangt tegen de middag tot reepjes versneden te besterven. Naast het drogende varkensvlees staat een stellage van stokken en planken waarop het gebruikte keukengerei wacht op de vaat.
"Het lijkt hier wel een kampement van padvinders," zegt Lex tegen Wim, die maar met een half oor luistert. Hij bevoelt voorzichtig de stellage waarvan de onderdelen niet werden gesjord maar elkaar in evenwicht schijnen te houden als de kaarten van een kaartenhuisje.
Van de huid en het karkas van de beer is geen spoor te bekennen, ook niet aan de voorzijde van de diensthut of in de keuken. Dat is een kamer met aarden vloer en houten wanden waartegen aan de ene kant schappen staan met ketels, kommen, ander elementair kookgerei en een gebloemde reuzethermoskan, aan de andere kant een plastic waterton en een houtfornuisje. De opperknecht zit er op de grond gehurkt. Hij snijdt en bereidt de lever van het varken. Hij hevelt de rauwe blokjes van een plank naar een kom over en saust hen met zowel azijn als lontarsap. De bewerking van de lever duurt, schat Lex, een half uur en al die tijd gaat de opperknecht niet verzitten, zodat Lex de indruk krijgt dat die lenige hurkzit wel een bijzonder gemakkelijke houding moet zijn. Op de duur gaat de opperknecht met een lepel door de rauwe ragoût en stelt vast dat die voldoende smeuïg is.
Om daarop met het gerecht voor een foto te poseren, blijft de man weliswaar nog steeds gehurkt zitten, maar herschikt hij zijn kaïn door die over zijn knieën te trekken als was hij een nuffige juffrouw op een bank.
fragment 2
Lex is naast oom Ludji op het bed gaan zitten. Wim blijft staan en rookt een sigaret. Beide neven proberen een gesprek te voeren met hun oom, anders dan oom Johan een volle broer van hun vaders, de middelste van de zonen Rihi, Ludji, Tanja van radja Wee en zijn eerste vrouw, de prinses van Seba. Het is moeilijk praten met hem, al blijkt hij goed te beseffen wie hem flankeren. Zijn geest is echter een drenkeling, gaat onder in het troebel water van de dementie en duikt daar nu en dan uit op, happend naar helderheid in plaats van naar lucht. Er zit niet veel anders op dan het hem gemakkelijk te maken, korte en eenvoudige berichten door te geven zoals "je zus Onni groet je", "we komen van Hurati" en "we ontmoetten Bibi Jami".
Om die laatste naam lacht oom Ludji, een oneerbiedige reactie van de patriarch op het noemen van de matriarch. Arthur Ludji kent Bibi Jami dan ook niet als een koningin op haar paleistrap, maar als zijn schoonmoeder. Tante Emma is een Jami, de hut bij Hurati is haar ouderlijk huis. Oom Ludji huwde een achternicht, hebben Lex en Wim daarstraks nog uitgezocht tussen de wortels van de oude waringin die hun familiestamboom is.
Zo stuntelig als oom Ludji praat, zo sierlijk beweegt hij zijn handen. Die zijn mooi en verzorgd, met lange slanke vingers. Soms heft hij traag zijn wijsvinger en schudt hem bezwerend, hetzelfde gezagvolle gebaar dat Lex zich maar al te goed van zijn vader herinnert.
"Ja, kolonel," zegt Wim in antwoord op de geheven vinger. Dat schijnt oom Ludji werkelijk te plezieren, misschien omdat hij bij die woorden niet in zijn troebele heden verzinkt maar naar zijn vage verleden wordt verwezen.
Recensies
Helen Hoelen, Surplus, 12-5-1998
Het gedeelde verleden van Indonesië en Nederland past in Raskins verhullende stijl. Niet altijd is immers even duidelijk waar de grenzen liggen tussen heden en verleden, tussen hier en daar. Het is als een onzichtbare wond die blijft trekken. Raskin laat de wond voor wat het is. Haar intrigeert het inhaalspel dat de tijd met Indonesië lijkt te spelen. Het gehele eiland Sawu lijdt in Raskins ogen aan "een voortdurende toestand van anachronisme". In de multatuliaanse proloog van de beheerst en poëtisch verhaalde historie schrijft zij: "Zie Sawu alleen zoals ik het u beschrijf, als het verloren paradijs van de Tanja's en het vaderland van hun nakomelingen." Met mooimakerij gaat vaak veel verloren. Bij Raskin niet.
Karel Osstyn, De Standaard der Letteren, 3-9-1998
Radja Tanja heeft iets weemoedigs, iets van: dit komt nooit weerom. Dit is een van de laatste stukjes "goede aarde", die misschien beter hadden kunnen blijven zoals ze altijd waren.
Joop van de Berg, Trouw, 21-8-1998
Brigitte Raskin legt de ziel van Indonesië bloot
In het nieuwe handboek van de koloniale letterkunde van Beekman,
Paradijzen van weleer, staat een prikkelende stelling. Namelijk dat de kolonie Nederlands-Indië steeds meer gaat fungeren als een literair domein waaruit iedere schrijver kan putten. Ook zij die nooit in hun jeugd onder de palmen liepen, kunnen inspiratie opdoen uit het rijke Indische verleden. Het dwingende primaat van hen die roepen "dat je er geweest moet zijn" heeft zijn geldigheid verloren.
Dat die gewaagde stelling weleens waar zou kunnen zijn, wordt bewezen door het nieuwe boek van Brigitte Raskin, de Belgische schrijfster die tien jaar geleden de AKO-literatuurprijs won met
Het koekoeksjong. Haar nieuwste roman
Radja Tanja gaat over een bezoek aan een klein Indonesich eiland door een verhollandste Indonesiër "uit een gewoon Leids rijtjeshuis", die wat overgebleven bezittingen van zijn overleden vader naar diens geboortegrond moet terugbrengen. Daar zullen ze met rituelen omkleed worden ontvangen door de uitgebreide familie van Radjah (koning) Tanja.
Het wordt een missie naar het Indië van
tempo doeloe, de bloedige revolutie en het generaalsbewind van oud-president Soeharto, want onder die historische omstandigheden heeft de familie standgehouden.
Een bijzonder vreemd en exotisch nest, waarin het koekoeksjong Brigitte Raskin heel goed om zich heen gekeken heeft. Sterker nog, met bewonderenswaardige precisie heeft zij die uiterst ingewikkelde familieverhoudingen van de kleine landadel tot leven gewekt: die rissen halfbroers en halfzusters, van hoofd- en van bijvrouwen, neven en nichten, en allerlei ondergeschoven kinderen, die om een of andere reden erbij horen. Ik heb haar als "ingewijde" op geen fout kunnen betrappen, en ken eigenlijk geen andere moderne "Indische" boeken, die zo uitgebreid ingaan op die hechte familiebanden, die de Indonesische maatschappij zo beheersen. Haar boek laat duidelijk zien dat bij het instandhouden van de clan niet de politiek bepalend is, maar de
adat-voorschriften.
Daarbij is de roman in prachtig Nederlands geschreven, vol rake observaties. Weet u bijvoorbeeld waarom in Indonesië afspraken zo moeilijk worden nagekomen? Raskin: "Een mens onderweg in dit land wordt steevast afgeremd door een hindernis van drukte, chaos, verrassing of vermaak."
Dat de ontknoping van het boek een sterke anti-climax in zich draagt, kan ook moeilijk anders in die hindernis van drukte, chaos, verrassing en vermaak, die de Indonesische samenleving nu eenmaal is, zelfs in een idyllisch oord als het eilandje Sawu aan de rand van het grote, grote eilandenrijk.
Beekman heeft gelijk, je hoeft er niet langdurig geweest te zijn om dat te begrijpen. Je moet wel een schrijver van allure zijn om het zo'n bezielend karakter te geven.
Uitgaven
- Brigitte Raskin, Radja Tanja
176 blz., met stamboom als bladwijzer
Van Halewyck, 1998
Eerste druk mei 1998
Tweede druk oktober 1998
-
Brigitte Raskin, Radja Tanja
grootletterversie
208 blz., met stamboom
Stichting Uitgeverij XL, 1999
Extra's
Sawu ligt helemaal oostelijk in de Indonesische archipel, tussen Sumba, Flores en (Oost-)Timor.